door Aaron Vansintjan
vertaling door Luc Geeraert
The English version of this article can be found here.
Het woord ‘Antropoceen’ is in het debat over klimaatverandering opgedoken, en de vraag is of het daarin zou moeten blijven. Deze term verwoordt mooi het idee dat het woord Holoceen – een wetenschappelijke term die verwijst naar het huidige geologische tijdperk – niet langer adequaat is. Want we leven momenteel in een tijdperk waarin de mens (anthropos) de geologie van de Aarde fundamenteel heeft veranderd en aanwezig is in bijna alle ecosystemen.
We hebben de temperatuur van de planeet laten oplopen, de zeespiegel laten stijgen, massale hoeveelheden aardkorst ontgonnen, de ozonlaag aangetast, en beginnen nu de oceanen te verzuren – ingrepen die over miljoenen jaren nog steeds zichtbaar zullen zijn in fossielen.
Het woord ‘Antropoceen’ is pas recent in het mainstream woordgebruik opgedoken, maar is heel snel een strijdkreet geworden, die voor veel mensen de hoogdringendheid van maatregelen tegen klimaatverandering uitdrukt. Terwijl de term reeds eerder gesuggereerd werd in verschillende vormen, was het Paul Crutzen, chemicus en winnaar van de Nobelprijs, die hem populariseerde in 2002 in een artikel van 600 woorden lang, getiteld “De geologie van de mensheid”, dat verscheen in het wetenschappelijke tijdschrift Nature. In dit artikel betoogt hij dat de realiteit van “de groeiende invloed van de mensheid op de planeet” met zich meebrengt dat wetenschappers en ingenieurs de “zware taak” hebben de “maatschappij te gidsen” – via grootschalige geoengineering projecten als het moet. Volgens hem is de term Antropoceen een sleutelconcept in het uitleggen van de ernst van onze huidige situatie. Daardoor werd deze term voor velen welhaast een openbaring, die er goed inpeperde dat we onloochenbaar hebben ingegrepen in het ecosysteem van de Aarde, dat we het hebben gedestabiliseerd, en dat we moeten handelen, onverwijld en snel.
Maar ondanks het feit er vanuit verschillende hoeken wordt gepleit voor deze term, is er ook enige weerstand, en niet van het soort mensen dat je zou verwachten: veel klimaatwetenschappers zijn terughoudend om hem te gebruiken, en er is ook kritiek van milieu en sociale historici. Waarom al deze ophef over een woord, en wat is het belang?
Zoals elke activist graag zal willen uitleggen, is het belangrijk welke woorden we gebruiken. Woorden beschrijven niet enkel de problemen, maar framen ook de oplossingen. En in het geval van klimaatverandering is er een grote nood aan goede oplossingen, wat betekent dat de framing juist moet zijn. Als we klimaatverandering willen aanpakken, moeten we zorgvuldig de woorden kiezen waarmee we de problemen beschrijven.
In wat volgt wordt een overzicht gegeven van het Antropoceen debat, waarbij de vraag gesteld wordt of we dit woord inderdaad moeten gebruiken om onze huidige problemen te beschrijven, of integendeel dit woord beter zouden droppen. Zoals je zal zien, ben ik beslist de ene optie genegen – ik denk niet dat de term zo bruikbaar is als zijn supporters beweren – maar zal ik mijn argumenten zo goed mogelijk aandragen zodat je een eigen standpunt kan bepalen.
Van early adopters naar wijdverbreid gebruik
De term Antropoceen werd gepopulariseerd door hard-core klimaatwetenschappers die wilden illustreren hoe onze wereld er tegenwoordig uitziet en hoe fundamenteel verschillend dit is van de wereld die we erfden. Vanuit dit standpunt gezien, kan het concept leiden tot een ‘aha-erlebnis’ bij oningewijden: de mensheid heeft de Aarde reeds fundamenteel veranderd. Daarom gebruikten early adopters dit woord vaak om de urgentie van het huidige tijdsgewricht over te brengen naar het brede publiek toe.
In de tien jaar nadat het concept werd gelanceerd in de moderne cultuur, heeft het nieuwe vormen aangenomen die de originele geologische bedoeling overstijgen, waardoor het een meme is geworden met de capaciteit om een enorm scala aan argumenten te stutten.
Het brede publiek nam de term graag over met headlines in grote mediakanalen als de BBC, The New York Times, en Newsweek. Hij begon regelmatig gebruikt te worden in rapporten (pdf) en campagnes van klimaatactivisten als Bill McKibben en milieugroeperingen als Friends of the Earth. Ook kunstenaars pikten de term op, en academici organiseren talloze conferenties met ‘Antropoceen’ als leidraad.
Het soort opinies dat rond de term samenkoekt varieert. In het boek “The God Species” argumenteert de prominente milieu-schrijver Mark Lynas dat, aangezien we een nieuw tijdperk van ongeziene menselijke controle over het milieu binnentreden, we de verantwoordelijkheid, de plicht, en de mogelijkheden hebben om het milieu nog meer doorgedreven te controleren. Afstand nemend van traditionele milieustandpunten als anti-nucleair en anti-GGO, pleit hij ervoor om alle middelen waarover we beschikken te gebruiken, precies omdat we geconfronteerd worden met problemen op een grotere schaal dan ooit voorheen. Dit arsenaal omvat nucleaire energie en genetische manipulatie.
Recent vervoegde Mark Lynas een groep van pro-tech wetenschappers, schrijvers, en milieuactivisten, en schreef mee aan het “eco-modernist manifesto.” De auteurs claimen hierin dat “moderne technologieën, door meer efficiënt gebruik te maken van natuurlijke ecosystemen en diensten, een echte mogelijkheid bieden om de totale menselijke impact op de biosfeer terug te dringen. Deze technologieën omarmen, betekent het vinden van wegen naar een goed Antropoceen.”
Het probleem? Dat het Antropoceen openbaart dat de mensheid zich in een positie bevindt die ongezien netelig is. De oplossing? Drijf het op: gebruik meer, en betere, technologieën, om zo de natuur beter te controleren.
Richard Heinberg van het Post-Carbon Institute noemt dit de ‘we-zijn-in-commando-en-daar-houden-we-van’ houding. Volgens hem duidt dit ‘techno-Antropoceen’ argument op een soort wetenschappers dat het Antropoceen omarmt, eenvoudigweg omdat dit de mensheid het volledige mandaat geeft om de planeet te blijven terravormen. Zoals Heinberg aantoont, zal het opdrijven van het Antropoceen onontkoombaar op save-the-day technologieën steunen. Zoals het eco-modernist manifesto claimt: “Verstedelijking, intensiveren van de landbouw, nucleaire energie, aquacultuur, en ontzilting zijn allen processen met een bewezen potentieel om de menselijke impact op de omgeving te verkleinen, en zo meer ruimte te laten voor de niet-menselijke soorten.” Daartegen argumenteert Heinberg dat deze technologieën helemaal niet zo adequaat zijn als vaak wordt beweerd. De hierboven genoemde technologieën steunen ofwel op het gebruik van goedkope fossiele brandstoffen in veel grotere hoeveelheden dan wat ze vervangen, of deugen wetenschappelijk (en moreel) niet.
Heinberg stelt zijn eigen versie voor: het ‘slank-groene Antropoceen.’ Aangezien elke haalbare technologische oplossing aangedreven wordt door fossiele brandstoffen, ziet hij een meer wenselijke toekomst die low-tech is, arbeidsintensief, met lokale voedselproductie, en verantwoord watergebruik (dus bv. onafhankelijk van energie-intensieve ontziltingsinstallaties). Maar voor hem is het ook noodzakelijk om te erkennen dat de mens niet het centrum van het universum is: “Zoals de mensheid nu de toekomst van de Aarde vormgeeft, zal de Aarde de toekomst van de mensheid vormgeven.”
Ietwat verrassend werd de term ook gretig aangenomen door kritische theoretici – misschien te onkritisch. Bijvoorbeeld Bruno Latour gebruikt de term – en de realiteit van menselijke betrokkenheid in het klimaat – als een startpunt voor de discussie over het nieuwe beleid dat deze crises vereisen. Prominente politiek-ecologische wetenschappers als Laura Ogden, Paul Robbins, en Nik Heynen refereren naar de term om de eigen argumenten te onderbouwen dat grassroots organisaties de sleutel zijn tot veerkracht en politieke weerstand in dit nieuwe tijdperk. Slavoj Zizek suggereert dat het Antropoceen, en de wetenschappers die het voorstellen, ons nieuwe vragen doet stellen over de relatie van de mens met zijn omgeving, en over de obsessie die in onze cultuur bestaat voor de altijd-aanwezige apocalyps. In een ander essay daagt Dipesh Chakrabarty de term deels uit vanuit een postkoloniaal perspectief, maar eindigt hij met het onderschrijven ervan, aangezien, op een bepaalde manier, iedereen (de kolonisatoren en de gekoloniseerden, de rijken en de armen) zal geraakt worden door de komende rampen.
Ik zeg verrassend omdat dezelfde theoretici zouden aarzelen om woorden als democratie, ontwikkeling, of vooruitgang te gebruiken zonder ‘aanhalingstekens’ – ze specialiseren zich in het in vraag stellen van alles in het ondermaanse (en maar goed ook). Dat zij dit nieuwe woord accepteren zonder bevragen of terugblikken, vormt misschien wel de beste illustratie voor zijn wijdverbreide aantrekkingskracht.
Hoe dan ook, dit is het beeld: het concept Antropoceen wordt gesteund door mensen met zeer verschillende ideologische overtuigingen. De ene bepleit business-as-usual gedreven door technologische doorbraken, de ander roept op tot een totale transformatie van de relatie tussen mens en natuur, en nog een ander suggereert dat het betekent dat we onze verschillen aan de kant moeten zetten, en de uitdagingen samen tegemoet moeten treden.
In de tien jaar nadat het concept werd gelanceerd in de moderne cultuur, heeft het nieuwe vormen aangenomen die de originele geologische bedoeling overstijgen, waardoor het een meme1 is geworden met de capaciteit om een enorm scala aan argumenten te stutten.
Waarna de problematische fase volgt
Echter, in het voorbije jaar – en zeker tijdens de voorbije maanden – verscheen er een stroom van kritiek op het concept Antropoceen.
Het eerste kernprobleem is wetenschappelijk, met twee facetten. Ten eerste, ondanks het feit dat het concept zich goed heeft genesteld in onze woordenschat (“Welkom in het Antropoceen” titelde The Economist in 2011), is er nog steeds heel wat debat over zijn exacte betekenis, zelfs over zijn wetenschappelijke waarde. Ten tweede wordt de wetenschap meer en meer gepolitiseerd.
Het neologisme van Paul Crutzen bereikte het domein van de stratigrafie – een specifieke discipline die bepaalt wanneer elke geologische periode start en eindigt. En Crutzen is een atmosfeerwetenschapper, geen stratigraaf. Indien hij dat wel was geweest, dan had hij waarschijnlijk de bittere gevechten en spanningen die zijn voorstel veroorzaakte, kunnen voorzien.
Crutzen stelde oorspronkelijk voor dat het Antropoceen zou starten bij de industriële revolutie, meer specifiek de uitvinding van de stoommachine. Daarna veranderde hij van gedacht, en liet het Antropoceen starten bij het testen van de atoombom. Maar dit soort grillen houdt geen stand in het studiegebied dat beslist over geologische tijdperken – er was 60 jaar nodig om te beslissen over de definitie van het Kwartair, een tijdperk dat 2,6 miljoen jaar overspant. De wetenschappers die dit soort beslissingen nemen zijn streng, om niet te zeggen muggenzifters.
Dus beslisten ze een internationale werkgroep te vormen, om voor eens en altijd te beslissen of de term de tand des tijd zou kunnen doorstaan. Dit was behoorlijk moeilijk. Vooreerst bestaat er zelfs geen formele definitie van wat ‘Antropoceen’ echt betekent. Wat behelst een significante verandering in het geologische systeem van de Aarde, die ons zou toelaten om de lijn te trekken? En waar moeten we die lijn trekken?
Daartoe werden talrijke voorstellen gedaan. Het begon met de landbouw 5.000 jaar geleden, of mijnbouw 3.000 jaar geleden. Of nee: het begon met de genocide van 50 miljoen inheemse mensen in Amerika. Of: het begon met de ‘Grote Versnelling:’ de periode van de voorbije 50 jaar waarin plastics, chemische meststoffen, beton, aluminium, en petroleum de markt overspoelden, en het milieu. Of: we kunnen het nu nog niet bepalen, we moeten waarschijnlijk nog een paar miljoen jaar wachten.
Kort gezegd, de vaagheid van de term leidde ertoe dat het onmogelijk was vast te stellen wat deze eigenlijk zou moeten zijn, en hoe hij gemeten zou kunnen worden. Daardoor ontstonden conflicten in het domein van de stratigrafie, waar sommigen betreuren dat een zeer gepolitiseerd onderwerp een idealiter traag, zorgvuldig, en delicaat proces ontwricht: bepalen wanneer een geologisch tijdperk begint en eindigt. Leidende wetenschappers stelden de vraag (pdf) of Antropoceen in feite niet meer is dan een uitwas van de ‘pop cultuur,’ eerder dan een serieus vraagstuk voor stratigrafen.
Daardoor worden deze wetenschappelijke discussies zelf ook politiek. Bij veel betrokken wetenschappers leeft het gevoel dat zij die het concept door willen drukken eerder geïnteresseerd zijn in het in de verf zetten van de destructieve kracht van de mens om klimaatactie aan te moedigen, dan in het definiëren van een nieuwe wetenschappelijke term. Zoals Richard Monastersky zegt in een Nature artikel over de politiek achter het de pogingen om de term te definiëren: “Het debat heeft het gewoonlijk onopgemerkte proces waarbij geologen de 4,5 miljard jaar geschiedenis van de Aarde opdelen, in de schijnwerpers geplaatst.” De inspanningen om het Antropoceen te definiëren en het op de kaart van geologische tijdsschalen te plaatsen is een mijnenveld van politiek, gevestigde belangen, en ideologie geworden. Zodoende onthult het debat over het Antropoceen eens te meer dat de wetenschap – die zo vaak als objectief wordt beschouwd – gedreven wordt door, en onderhevig is aan, persoonlijke en politieke agenda’s.
De mens beschuldigen, de geschiedenis uitwissen
Maar het is niet omdat de term Antropoceen politiek beladen is en moeilijk te definiëren, dat we twee maal zouden moeten nadenken voor we hem gebruiken. Er zijn veel verontrustender kwesties samenhangend met het onderwerp, waarvan we ons bewust moeten zijn.
Vooreerst is er de bezorgdheid dat het concept Antropoceen de menselijke impact op de Aarde ‘vernatuurlijkt.’ Wat betekent dit? In essentie dat we door te spreken over het ‘tijdperk van de mens,’ suggereren dat alle mensen verantwoordelijk zijn. Anders gezegd, dat er iets intrinsieks slecht is aan de mens, waar we altijd en onontkoombaar onze stempel zullen drukken op het milieu.
Dit gaat over het (zeer Westerse) idee dat mensen losstaan van de natuur, en dat we dus ofwel moeten terugkeren naar de natuur ofwel erbovenuit stijgen. Vandaar de oproep van de ecomodernisten om ons te ‘ontkoppelen’ van de natuurlijke wereld door technologie. Vandaar ook de oproep van diepe ecologisten om de natuur an sich te appreciëren, zonder er onze menselijke noden en verlangens op te projecteren. En vandaar het idee dat alle mensen mee de oorzaak zijn van de huidige moeilijke situatie.
Het alternatief, zoals gesuggereerd door de milieutheoreticus Jim Proctor, is beseffen dat het Antropoceen er niet is ‘vanwege’ de mens. Dit vereist te erkennen dat zijn processen en gebeurtenissen talrijk zijn en onderling verweven – er is geen helder onderscheid tussen natuur en cultuur, menselijke verlangens en natuurkrachten.
Maar welke krachten zijn dan verantwoordelijk? In alle rapporten over klimaatverandering staat duidelijk dat de mens aan de basis ervan ligt. Hiertegen argumenteren kan ons gevaarlijk dicht bij de retoriek van de ontkenners brengen.
Het is op dit punt dat we zouden kunnen kiezen voor optie C: vraag het aan een historicus. James W. Moore, een professor milieugeschiedenis, heeft zich afgevraagd of we echt met een beschuldigende vinger moeten wijzen naar stoommachines, atoomwapens, of de mensheid als een geheel. Daarom pleit hij voor een totaal andere term: het ‘Capitaloceen:’ het geologische tijdperk van het kapitalisme. Kort gezegd, het is niet de stoommachine die geleid heeft tot een gebruik van fossiele brandstof dat zonder voorgaande is – het zijn veeleer het bestuurssysteem en de sociale organisatie die de huidige globale veranderingen veroorzaakt hebben. Vereist waren het uitvaardigen van innovatieve eigendomswetten geruggensteund door militaire macht en politie, en ook het opzetten van ongelijke machtsrelaties tussen een kleine klasse van kapitalisten en de werkende armen, vrouwen, inheemse culturen, en andere beschavingen. Het zijn deze instellingen, ontwikkeld en geperfectioneerd over honderden jaren, die het mogelijk maakten om culturen te vernietigen en de hulpbronnen van de Aarde te overexploiteren, wat culmineert in onze huidige crisis.
Het is vreemd in hoeverre dit soort bredere sociale dynamiek totaal onbelicht is in het debat over het Antropoceen. Zo wordt er bijvoorbeeld vaak beweerd dat de uitvinding van het vuur de eerste vonk was die onontkoombaar zou leiden naar de immense voetafdruk van de mens op de Aarde. Dit is niet zomaar een randpositie. Andreas Malm merkt in een artikel in Jacobin Magazine op dat het idee wordt onderschreven door Paul Crutzen, Mark Lynas, en andere opmerkenswaardige wetenschappers zoals John R. McNeill. Volgens hen volgt de afschuwelijke impact van klimaatverandering rechtstreeks uit het ogenblik waarop een groep hominiden vuur leerde maken.
Maar beweren dat de controle van het vuur een noodzakelijke voorwaarde was voor de menselijke vaardigheid om kolen te verbranden is één ding, argumenteren dat het de reden is waarom we momenteel met een klimaatcrisis worden geconfronteerd, is iets helemaal anders.
In een pittig artikel in The Anthropocene Review suggereren Malm en de prominente milieuhistoricus Alf Hornborg dat deze veronachtzaming voortkomt uit het feit dat de wetenschappers die de alarmbel luiden over het klimaat, getraind zijn in het bestuderen van de natuurlijke wereld, en niet van de mens. Om de echte oorzaken van de antropogene klimaatverandering te vinden volstaat het niet om de winden, de zeeën, de rotsen, en de bevolkingsgroei te bestuderen, maar moet ook gekeken worden naar de maatschappij en de geschiedenis. In het bijzonder, Moore echoënd, is het een vereiste te verstaan hoe technologische vooruitgang in de geschiedenis steeds weer aangedreven werd door ongelijke machtsrelaties tussen een minderheidselite en een onderworpen meerderheid. Malm en Hornborg zeggen hierover:
“Geologen, meteorologen, en hun collega’s zijn niet noodzakelijk goed toegerust om het soort dingen te bestuderen dat plaatsvindt tussen mensen (en noodzakelijkerwijs tussen hen en de rest van de natuur); de samenstelling van een rots of het patroon van een straalstroom verschillen nogal van fenomenen als wereldbeelden, eigendom en macht.”
Bijgevolg moet het idee dat het Antropoceen de ‘nieuwe realiteit’ is die iedereen treft, in vraag gesteld worden.
Bijgevolg moet het idee dat het Antropoceen de ‘nieuwe realiteit’ is die iedereen treft, in vraag gesteld worden. Inderdaad, gezien de bestaande machtsrelaties, zal de ‘nieuwe realiteit’ meer ‘reëel’ zijn voor de ene dan voor de andere. Voor de meeste mensen zal het meer ontbering en vechten voor het overleven betekenen, terwijl er voor enkelen comfortabele reddingsboten zullen zijn. Zo suggereren Malm en Hornborg dat Dipesh Chakrabarty, de wetenschapper die het concept vanuit een postkoloniaal perspectief omarmt, zijn positie zou moeten herdenken: klimaatverandering zelf is geen universele gelijkschakelaar, maar riskeert integendeel de kloof tussen rijk en arm te verdiepen.
Dit brengt ons bij een laatste probleem: de politiek. Indien, zoals veel Antropoceen-enthousiastelingen beweren, het concept helpt om mensen te laten begrijpen hoe diep de menselijke betrokkenheid in de Aardse systemen is, dan kan het ook leiden tot een beloftevolle politieke discussie die er de machtshebbers eindelijk op wijst dat er iets dient te gebeuren.
Echter, zoals Jedediah Purdy, professor aan de Duke University, opmerkt in het tijdschrift Aeon: “Beweren dat we leven in het Antropoceen is een manier om te zeggen dat we de verantwoordelijkheid voor de wereld die we creëren niet kunnen ontlopen. Tot daar alles goed. Het probleem begint wanneer dit charismatische, allesomvattende idee van het Antropoceen een universeel projectiescherm wordt en een versterker voor iedereens geprefereerde versie van het ‘verantwoordelijkheid nemen voor de planeet’.”
Voor veel mensen betekent het Antropoceen dat er ‘geen alternatief is.’ Afhankelijk van persoonlijke overtuiging, leidt de term Antropoceen tot verschillende conclusies en oproepen tot actie. Zoals Purdy zegt: “Het Antropoceen lijkt niet veel geesten te veranderen… Maar het draait hen op tot voorbij het maximum. ”
Is dit een probleem voor elk nieuw concept of is het inherent aan het Antropoceen? Gezien de vaagheid van het concept is dit volgens Purdy “een Rorschach vlek waarmee commentatoren onderscheiden wat de tijdperkbepalende verandering in de mens/natuur relatie is.” Met de grote diversiteit aan opinies die beschikbaar is, zullen zij met de meeste politieke en ideologische invloed het debat uiteindelijk domineren.
Neem bijvoorbeeld Peter Kareiva, chief scientist bij het Nature Conservancy, die argumenteert dat het Antropoceen betekent dat we nu, meer dan ooit, moeten stoppen met proberen wildernis te beschermen en het kapitalisme te beschuldigen, en dat we integendeel ondernemingen moeten aanmoedigen om verantwoordelijkheid op te nemen voor, en controle over, de milieudiensten van de Aarde.
Kareiva’s opinie is enorm populair geworden in het mainstream discours, maar impliceert ook dat de mens niet het huidige economische en politieke systeem zou moeten herdenken, maar voluit dient te gaan voor het verhandelbaar maken van alles. Hoe vager het concept, hoe gevoeliger het dus kan zijn voor coöptatie. De vaagheid van de term heeft deels geleid tot zijn kameleon-achtig vermogen om in ieders agenda te passen.
Meer nog, aangezien het concept Antropoceen impliceert dat de mensheid als geheel de eerste verantwoordelijke is – en niet de relaties tussen mensen – verhindert het vruchtbare discussies, eerder dan ze aan te moedigen. Zoals Malm en Hornborg schrijven: “Het effect is het afblokken van elk perspectief op verandering.”
Is de term nog nuttig?
Indien de kritieken hierboven steek houden, waarom denken klimaatwetenschappers en activisten dan nog steeds dat het Antropoceen concept nuttig is? Overtuigt het echt degenen die nog overtuigd moeten worden, of versluiert het veeleer de belangrijke discussies die we moeten hebben?
In discussies en gesprekken met vrienden en collega’s, wordt er vaak op gewezen dat de kritieken van Malm en Hornborg voorbijgaan aan het originele nut van het concept. Zoals een professor geografie het schreef in een e-mail: “Voor mij opent het Antropoceen eerder de weg naar het soort exploratie waartoe de auteurs lijken uit te nodigen, dan dat het die weg zou afsluiten.” Mijn vriend Aaron McConomy schreef het volgende op Facebook: “Ik heb het gevoel dat al deze discussies, theoretische beschouwingen zijn over wat er in de echte wereld gebeurt, maar niet echt weerspiegelen wat ik als actieve lezer en onderzoeker opvang… Het is zoals de meme der memen die reageert op andere memen, waarbij niemand exact schijnt te weten waarop ze eigenlijk aan het reageren zijn… Voor mij is de grotere vraag hoe we ‘derde weg’ discussies kunnen hebben. Waar de realiteit van het Antropoceen toe oproept is een diepgaand herwerken van sociaal-ecologische systemen. Weinig voorbeelden waarmee men komt aanzetten, zijn daarvoor geschikt.”
Punt genoteerd. In plaats van te kibbelen over de betekenis van het Antropoceen, zouden we beter oplossingen vinden voor de vraagstukken waarmee we geconfronteerd worden. En terwijl de term een echt nut heeft voor geologen, kan het de broodnodige discussie over politieke alternatieven stimuleren. Dit is een steekhoudend antwoord op de problematisering van de term: alles welbeschouwd, de term is bruikbaar gebleken in het op gang brengen van een belangrijk debat.
Maar welk soort debat? Aangezien het Antropoceen de mens aanduidt als de hoofdschuldige van de huidige situatie waarin de Aarde verkeert, wijst het niet echt naar de minderheid die de meeste schade heeft aangericht, noch verbreedt het de discussie naar hen die het meest geraakt worden door klimaatverandering maar wiens rol in het veroorzaken ervan werkelijk nul is.
Leunen op een alomvattende geologische (en biologische) term om onze situatie te beschrijven, houdt het risico in te helpen om alternatieve opinies, alternatieve verhalen, en alternatieve politiek monddood te maken. Zoals Malm en Hornborg benadrukken: “Indien klimaatopwarming het gevolg is van de kennis van het vuur, of van een andere eigenschap die de menselijke soort verworven heeft ergens lang geleden in zijn evolutie, hoe kunnen we ons dan zelfs nog maar het ontmantelen van de fossiele economie verbeelden? [Argumenteren dat de klimaatopwarming veroorzaakt is door één soort] bevordert de mystificatie en politieke verlamming.”
Het valt moeilijk te bepalen of de term een goed debat gemiddeld schaadt of het eerder aanmoedigt. Maar als we de talrijke wendingen in acht nemen die de term sinds zijn ontstaan heeft gekend, is het aan te raden de kritiek ernstig te nemen.
Het valt moeilijk te bepalen of de term een goed debat gemiddeld schaadt of het eerder aanmoedigt. Maar als we de talrijke wendingen in acht nemen die de term sinds zijn ontstaan heeft gekend, is het aan te raden de kritiek ernstig te nemen. Dit soort beladen termen moet met zorg gehanteerd worden, en we moeten goed nadenken wanneer en waarom we de term zouden gebruiken.
Ja, ‘Antropoceen’ kan nuttig zijn om de geschiedenis van het leven op Aarde te vertellen. Het kan ook illustreren hoe diep de mens de Aardse systemen heeft veranderd. Ook suggereert het dat we onmogelijk terug kunnen keren naar de ‘ongerepte’ natuur die bestond voor de mens, zoals cultuurcritici lang hebben beweerd. Vanuit een geologisch perspectief is de term ongelooflijk aantrekkelijk om aan te geven dat de impact van de mens op de aardkorst zo diep is dat toekomstige aardbewoners, wanneer ze aan het graven gaan, een aardlaag zullen ontdekken die helemaal doordrongen is van de mens. Dit geologische feit is een prachtig beeld om al het bovenstaande uit te drukken.
Maar de term helpt niet noodzakelijk, zoals uitvoerig beargumenteerd, om de systemen die klimaatverandering bestendigen in vraag te stellen. Omdat hij de mensheid als geheel aanduidt, toont hij niet dat ons probleem politiek is, steunend op een onevenwichtige machtsverdeling. Door de startdatum van het Antropoceen open te laten (sommigen zeggen 50 jaar geleden, anderen 400 jaar, nog anderen 10.000, en weer anderen 50.000), faalt het woord om de hoofdrolspelers van de huidige ecologische crisis aan te duiden.
Zoals ‘duurzaamheid,’ ‘ontwikkeling,’ ‘natuurlijk,’ of ‘groen,’ is de term zo vaag dat hij door om het even wie kan gebruikt worden, voor het uitdagen van de machthebbers, om een snel centje te verdienen, of om een onderzoeksbeurs te scoren. Terwijl de term kan gebruikt worden om te argumenteren voor actie tegen klimaatverandering, kan hij even goed gebruikt worden om het aanboren van bijkomende olievelden te steunen (“och wat maakt het ook uit, we leven toch in het tijdperk van de menselijke superioriteit!”)
Je kan je afvragen of dit niet het geval is met alle woorden? Dat is het niet. Er zijn veel termen in gebruik bij de klimaatbeweging die zowel krachtig als moeilijk te ontvreemden zijn: degrowth, klimaatgerechtigheid, ecocide, ecologische schuld, en 350 ppm zijn er maar enkele van.
Het punt is niet dat het gebruik van Antropoceen zou moeten opgegeven worden – de term heeft duidelijk zijn nut gehad. Maar moet het, zoals in de voorbeelden hierboven, een strijdkreet zijn van klimaatwetenschappers en activisten? Moet het gebruikt worden als gespreksopener, in de hoop dat het de machthebbers zal overtuigen hun politiek te veranderen? Moet het kritiekloos gebruikt worden als het hoofdthema van talrijke wetenschappelijke congressen? Misschien niet.
Besluit: waarheen met het Antropoceen?
Woorden zijn machtig.
Zoals veel klimaatactivisten weten, is klimaatverandering een strijdperk van woorden. ‘350.org’ is genoemd naar de concentratie van 350 parts per million CO2 in de atmosfeer die door wetenschappers als nog acceptabel wordt beschouwd. ‘Klimaatgerechtigheid’ refereert naar het feit dat klimaatverandering verschillende mensen ongelijk zal treffen, en dat de klimaatbeweging zij aan zij moet strijden met mensen die systematisch onderdrukt worden op andere manieren. ‘Klimaatchaos’ ontstond om de zaken duidelijk te stellen, dat klimaatverandering zal zorgen voor een ontwrichting van de normale weerpatronen, eerder dan, zoals ‘opwarming’ schijnt te suggereren, een globale trage verhoging van de temperatuur.
Elk begrip zag een cyclus van early adopters, een groeiend gebruik, paradigmaverschuivingen in de algemene discussie, en daarna vaak kritiek gevolgd door een traag opgeven van de term.
Sommige concepten geïntroduceerd door vroegere sociale bewegingen blijven in gebruik: sociale gerechtigheid, burgerlijke ongehoorzaamheid, mensenrechten. Deze termen verwoorden zowel het probleem als de strategie, zijn politiek zonder teveel af te schrikken, en kunnen moeilijk ontvreemd worden door apolitieke actoren. Daarom blijven ze ook bruikbaar voor de sociale bewegingen van vandaag. ‘Antropoceen’ is niet zo een woord: het is voldoende vaag om door om het even wie gebruikt te worden, het is angstaanjagend zonder een uitweg te suggereren. Het heeft flair, het is aantrekkelijk, maar het mist macht.
Waarom is dit van belang? Woorden kunnen bewegingen maken of kraken.Helaas faalt de term ‘Antropoceen’ om de huidige situatie adequaat te framen, en daarom laat hij iedereen toe om de term te gebruiken ter promotie van de eigen oplossingen.
Waarom is dit van belang? Woorden kunnen bewegingen maken of kraken. Wanneer een beweging verzamelen blaast rond één term – bijvoorbeeld burgerrechten – verandert de manier waarop het publiek en dus de politiek het probleem percipieert. De manier waarop een probleem wordt gedefinieerd, de slogans van de actiegroepen, zijn ongelooflijk belangrijk om de noodzakelijke politieke veranderingen te bewerkstelligen. Helaas faalt de term ‘Antropoceen’ om de huidige situatie adequaat te framen, en daarom laat hij iedereen toe om de term te gebruiken ter promotie van de eigen oplossingen. Waar de term zeker veel discussies in gang heeft gezet, is hij noch politiek, noch precies, en zal hij daarom nooit leiden tot een goede, uitdagende, discussie. En juist nu is er echt nood aan discussies die uitdagend zijn.
Maar, willen of niet, ‘Antropoceen’ is er en heeft de manier waarop we denken en praten over de wereld al veranderd. Wetenschappers zullen de term blijven citeren, sociale theoretici zullen hem bestuderen, en in de media opgevoerde specialisten zullen hem gebruiken om wat dan ook in het ondermaanse te verantwoorden. Het is een ‘meme der memen, reagerend op andere memen’ geworden.
Aaron Vansintjan bestudeert ecologische economie, voedselsystemen, en stedelijke verandering. Hij is co-editor van Uneven Earth en geniet van journalistiek, wilde fermentatie, dekolonisering, degrowth, en lange fietstochten.
Vertaling door Luc Geeraert, voor het tijdschrift van Aardewerk (www.aardewerk.be) en in het kader van de Aardewerk Zomerweek “Het ‘Tijdperk van de Mens’: Over Leven in het Antropoceen,” die zal doorgaan in “La Bavière” in Chassepierre van 10 tot en met 16 augustus 2016.
Om ons volgend artikel via email te ontvangen, klik hier.